Vind je een strak en modern interieur maar saai? Is
minimalisme niet echt je ding? Neig je zelfs eerder naar maximalisme? Dan heb je vast het liefst zoveel mogelijk verschillende kleurtjes en patronen in huis. We geven enkele tips om al die
patronen met elkaar te
mixen, zodat je bloemen, strepen, stippen, zigzagmotieven en ruitjes er op hun best uitzien.
Een kleurenpalet met samenhang
Zolang de patronen maar in hetzelfde
kleurenpalet blijven, lijkt het alsof ze bij elkaar horen. Weet je niet goed waar te beginnen? Start dan met drie verschillende
kleuren, die bij voorkeur dicht bij elkaar liggen in het kleurenspectrum, zoals rood, oranje en geel. Met nog een of twee
contrasterende kleuren erbij introduceer je wat spanning. Gebruik dat kleurenpalet vervolgens als
richtlijn wanneer je patronen uitzoekt, om te voorkomen dat je interieur er rommelig in plaats van doordacht samengesteld uitziet. Maar wees voorzichtig: stem alles ook weer niet té erg op elkaar af, want dat maakt het geheel saai.
Schenk aandacht aan formaat
Niet alle patronen zijn even groot. Onthoud dat grote patronen er het best uitzien op grote oppervlakken (zoals een
muur) en kleine patronen op kleine oppervlakken (zoals kussens). Begin je nog maar pas met mixen? Kies dan een groot, opvallend patroon uit en gebruik dat als
uitgangspunt. Daarna selecteer je andere patronen.
Patronen mixen in verhouding
Als richtlijn kun je een
60/30/10-aanpak hanteren, waarbij 60% van een ruimte is voorbehouden voor één patroon, 30% voor een ander en 10% voor een accentje. Zo combineer je verschillende formaten, bijvoorbeeld een bonte bloemenprint met een geometrisch patroon en een smal streepje.
Een neutrale basis
Onzeker over je combinaties? Behang dan niet meteen je hele muur met polkadots. Een
neutrale ondergrond vormt een geschikt canvas om op te experimenteren met kleurrijke accessoires. Door hier en daar een patronenpauze in te lassen met effen kleuren, komen je prints bovendien beter tot hun recht.